Communist moet recht gedaan worden
Leeuwarder Courant, 30 september 2017
Door Wieberen Everdink
Opgejaagd tijdens de oorlog, ondergesneeuwd erna. Met zijn boek over het Fries communistisch verzet wil Chris Beuker eerherstel voor deze strijders.
Helemaal aan het slot van zijn boek vraagt Chris Beuker uit Haulerwijk zich „met bedroefd gemoed” af: „Zo’n lijden, zulke gebrokenheid en in naam waarvan?”
Dit illustreert hoezeer de bijna zes jaar van historiografisch onderzoek en 460 pagina’s aan wrange geschiedenis de auteur van het dit jaar verschenen werk Communistisch verzet in Friesland 1925-1945 zelf niet in de koude kleren is gaan zitten.
Verwonderlijk is dat niet. Beuker (1946) was jarenlang lid van de Communistische Partij van Nederland (CPN), tot die in 1990 opging in GroenLinks. Hij kende uit de overlevering de verhalen van de mensen die zich in aanloop naar en tijdens de Tweede Wereldoorlog onder de CPN-vlag weerden tegen onrecht in het algemeen en het oprukkende fascisme in het bijzonder.
De Haulerwijkster geschiedenisliefhebber signaleerde dat juist deze mensen na de oorlog ondanks hun grote offers „vergeten dreigden te worden”. Voor communistische verzetsstrijders wachtte geen sokkel, maar wantrouwen en achterdocht, omdat zij als exponenten van de nieuwe dreiging werden gezien: het Rode Gevaar.
Beuker voert Henne Lammers op, de zoon van Willem Jan Lammers die vanaf eind 1943 een prominente rol speelt in de opbouw van de (dan illegale) CPN, het verzet en de krant De Waarheid in Noord-Nederland.
„Kranten, televisie, op school, altijd kreeg je te horen dat communisten halve boeven waren. Ik kende mijn vader als een zeer bewogen iemand, die het beste met de mensheid en in het bijzonder de gewone mens voor had. Maar ik mocht dat niet zeggen in het openbaar.”
Met zijn boek beoogt Beuker eerherstel, vertelt hij. „Deze mensen moet recht gedaan worden.”
In Communistisch verzet in Friesland 1925-1945 (Uitgeverij Bornmeer, 29,50 euro) zet het oud-raadslid van GroenLinks in Ooststellingwerf uiteen hoe het antifascistische oorlogsverzet in Friesland al decennia eerder wortel schoot, als een groeiend ongenoegen tegen de uitbuiting van de arbeiders in veen en visserij en de bezuinigingspolitiek van Colijn.
Hun lange geschiedenis van strijdbaarheid en scherpe antenne voor onrecht maakte dat communisten ook in Friesland al in een vroeg stadium opstonden tegen het „mensonwaardig systeem” van Hitler, zo maakt Beuker duidelijk. De organisatiegraad was hoog, het gevoel van „lotsverbondenheid” met zielsverwanten in het buitenland groot.
„Het is een fabeltje dat communisten pas in verzet kwamen nadat Duitsland de Sovjet-Unie binnenviel”, stelt Beuker. Hij benadrukt dat zijn boek niet over helden gaat. „Geschiedenis gaat te veel over helden. Over personen die op een voetstuk worden geplaatst. Maar dit waren gewone mensen, die de moed hadden om zich te verenigen, gedreven door een fundamenteel respect voor anderen.”
Neem Jan Herder uit Oosterwolde, een hervormde boer nota bene, die halverwege de jaren dertig in ingezonden stukken in lokale krant De Ooststellingwerver al waarschuwde voor fascisme. Hij was CPN-raadslid in de Ooststellingwerver gemeenteraad en groeide als instructeur uit tot een sleutelfiguur voor de partij in Noord-Nederland. „Een hele bedachtzame man, die de strijd van de boeren aan die van de arbeiders, aan de strijd tegen het kolonialisme en tegen de Colijn-politiek verbond. Inspirerend.”
Herder had geluk: hij bleef uit de greep van de bezetter. Met veel partijgenoten liep het slechter af. Al voor de oorlog werden communisten door de Nederlandse autoriteiten scherp in de gaten gehouden. Die informatie belandde na de capitulatie in Duitse handen. Van het CPN-kader vond landelijk 60 procent tijdens de oorlog de dood. In Groningen ging het om tachtig mensen, in Friesland acht.
Een nabestaande van een van hen trakteerde Beuker op de mooiste reactie op zijn werk. „Zij zei: nu is er eindelijk gerechtigheid. Daar gaat ’t om.”