De Wieg – een communistische familiegeschiedenis


‘De Wieg; reisleider langs verschoven idealen’ van Stephan Steinmetz (uitg. AMB) vertelt over Amsterdamse communisten van verschillende generaties.

Familiebanden hebben in de CPN altijd een grote rol gespeeld. Een kleine kring van Amsterdamse communistische families heeft jarenlang een wieg gedeeld. Theodor Schokker, een van de eerste gebruikers kwam op het idee om ouders die de wieg leenden te vragen de naam van het kind dat er in gelegen had op de bodem te schrijven en de wieg weer terug te brengen met een geboortekaartje. Martin Veltman, wiens dochter in 1981 in de wieg gelegen heeft nam het initiatief om de geschiedenis van ouders en kinderen uitvoerig te documenteren. Dat heeft nu geleid tot het boek van Stephan Steinmetz.

Het bijzondere van Veltman’s project en het boek van Steinmetz is dat een inkijkje gegeven wordt in het familieleven van communisten vanaf de jaren vijftig. Steinmetz heeft in zijn boek veel geschreven over de Uilenspiegelclubs voor kinderen van communisten en sympathisanten die tot in de jaren zestig hebben bestaan. Het echtbaar Boezeman, ooit de eerste beoogde gebruikers van de wieg, maar helaas altijd kinderloos gebleven, was de drijvende kracht achter deze jeugdorganisatie.

Steinmetz heeft voor zijn boek gebruik kunnen maken van veel archiefmateriaal, waaronder een uitgebreide briefwisseling van Peter Boezeman en Henk Nijman van de Uilenspiegelclubs. Dat levert een mooi beeld op  van deze tak van de communistische ‘zuil’ die er -net als bij de andere verzuilde organisaties- door ontspanning in eigen kring voor moest zorgen dat de kinderen binnen de familiesfeer bleven.

De Uilenspiegelclubs waren gekoppeld aan het familieweekblad De Uilenspiegel, het minst uitgesproken politieke medium van de communisten. Het heeft volgens de mensen die het maakten nooit de aandacht gekregen van de partij die het verdiende. Uit mijn boek (p. 128) een citaat over een kritisch intern rapport uit 1953:

‘Zeer veel leidinggevende kameraden in districts- en afdelingsleidingen begrijpen niet waarom Uilenspiegel wordt uitgegeven en zien ook niet hoe er mee gewerkt moet worden. Ze begrijpen niet dat Uilenspiegel moet zijn een boeiend, attractief en optimistisch gezinsblad dat als ontspannings- en verstrooiend orgaan moet dienen, als eerste contactpunt van onze Partij met de massa, in een vorm die voor mensen buiten onze kring aanvaardbaar is.’ Om niet-communisten te bereiken moet ‘de thans heersende onverschilligheid’ worden doorbroken. Het blad moet ook aantrekkelijker worden voor vrouwen. Zij beslissen immers doorgaans welk blad er in een gezin wordt gelezen. En ze worden nu door burgerlijke bladen als Libelle meegezogen in de Amerikaanse cultuur en ideologie, aldus de rapporteur. Het heeft niet mogen baten. In 1964 maakte de partij een einde aan het blad. En daarmee kwam er ook een einde aan de Uilenspiegelclubs, wat niet iedereen betreurde omdat ze de kinderen van contacten met andersgezinden afhielden.

Van collectief naar individu

Met de reis van de wieg beschrijft Steinmetz ook de ontwikkelingen in de CPN en de ‘verschoven idealen’ van de Nederlandse communisten van de jaren vijftig tot het einde van de vorige eeuw. ‘Een verhaal dat gedrenkt is in nostalgie, spijt, waardering en schaamte. Maar bovenal een terugblik op ruim een halve eeuw links idealisme dat zich ontwikkelde van de macht van het collectief naar de kracht van individuen.’ Het is een typering waarin niet iedereen zich misschien zal herkennen, maar het komt wel overeen met bredere sociaal-culturele ontwikkelingen in de tweede helft van de vorige eeuw waar ook communisten zich niet aan konden onttrekken.

‘De Wieg’ is op de eerste plaats een bijzondere geschiedenis van personen en families. En als zodanig is het boek een mooie aanvulling op wat er inmiddels al over de CPN als organisatie is geschreven.