In de Tweede Kamer verdedigde CPN-afgevaardigde Henk Gortzak op 29 mei 1951 het initiatief van de Wereldvredesraad voor een ‘vredespact’ tussen de Sovjet-Unie en de westerse landen ter beteugeling van de wapenwedloop.

Er bestaan, Mijnheer de Voorzitter, het valt niet te ontkennen, twee werelden, de één van verval, toenemende rijkdom voor een kleine groep en steeds groter wordende armoede en achteruitgang voor het werkende volk, de andere van toenemende welvaart van het volk, van groei der wetenschap en beschaving. Maar het erkennen van deze feiten betekent niet, dat deze twee werelden, die twee systemen en Staatsvormen hebben, elkaar moeten beoorlogen. De volkeren van Amerika, Engeland, de Sovjet-Unie en andere landen hebben gezamenlijk gestreden voor het beëindigen van de tweede wereldoorlog, voor de nederlaag van de fascistische oorlogs­drijvers; zij kunnen, zo zij willen, ook gezamenlijk de vrede in de wereld waarborgen. Maar dan moeten de gedachten tot samenwerking niet steunen op de stok van de geachte afgevaardigde de heer Bruins Slot, maar op het werkelijk gaan zitten om de ronde tafel; dan mag het niet steunen op het vormen van een blok van de een tegen de ander, zoals dit met het z.g. Atlantisch blok het geval is, maar moet het steunen op een verdrag met elkander. In de volkeren van de wereld neemt de kreet: Grote Vijf, komt tot overleg, komt tot bespreking, komt tot een vredespact, steeds grotere afmetingen aan. De Sovjet-Unie heeft haar bereidheid tot het afsluiten van zulk een vredespact uitgesproken, zij is er voorstandster van, dat de Grote Vijf bijeenkomen en dat een gemeenschappelijk pact, dat vermindering van bewapening, dat ontspanning van de gespannen toestand met zich zal brengen, tot stand komt. Mijnheer de Voorzitter! Ik verheel niet, dat dit met zich zal bren­gen, dat de oorlogswinstmakers zich teleurgesteld zullen voelen als zulk een vredespact tot stand komt. Het bewijs, Mijnheer de Voorzitter, voor deze bewering kan men dagelijks vinden in de Amerikaanse pers. Slechts twee citaten wil ik hier brengen uit de bladen “U.S. News and World Report” en  “Journal of Commerce”. Daar werd o.m. het volgende geschreven:

“Op de dag, dat de naties over de vrede praten staan de Ver­enigde Staten voor een economische ramp.” Alleen een verbeterde internationale situatie kan de zakelijke vooruitzichten verduisteren.”

Zij, Mijnheer de Voorzitter, die zo schrijven, denken en handelen (…) drijven naar een derde wereldoorlog, zij verdienen miljarden aan de bewapeningswedloop en zijn teleurgesteld, als het in de wereld tot werkelijke vrede zou komen. Ik ben, Mijnheer de Voorzitter, zelfs bereid aan te nemen, dat de heer Bruins Slot het jammer zou vinden, dat hij zijn stok zou missen en dat ook anderen, die de oorlog tegen de Sovjet-Unie wil­len, zich teleurgesteld zouden voelen, als de Grote Vijf tot de afslui­ting van een vredespact zouden geraken. Maar, Mijnheer de Voor­zitter, hun kleine onaangenaamheden zullen verzinken in de golf van opluchting en enthousiasme, die bij de volkeren zal opgaan, zul­len in het niet verschieten bij het leed, dat wij direct reeds kunnen gaan lenigen, omdat wij het geld, dat nu in oorlogsvoorbereiding wordt gestoken, zullen kunnen gaan gebruiken voor de woningbouw, voor de bouw van scholen, ja, ook voor de bouw van kleuterscholen, die wij zo bitter hard nodig hebben, voor de bouw van ziekenhuizen en sanatoria, voor verbetering van pensioenen en vermindering van belasting en verlaging van prijzen. Ik zeg. Mijnheer de Voorzitter, het leed. dat direct gelenigd zal kunnen worden, maar bovenal gaat het om het leed, dat wij ons volk en de andere volkeren voor de toekomst besparen, als wij de vrede duurzaam vestigen en de vernietiging door een derde wereldoorlog voorkomen. Het kleine leed, dat de oorlogswinstmakers en avonturiers zal treffen, omdat hun plannen door een vredespact van de Grote Vijf zullen worden vernietigd, zal niet opwegen tegen de vreugde van onze jeugd, die dan niet de beste jaren van zijn leven in militaire dienst zal moeten doorbrengen, die niet het gevaar zal lopen als slachtoffer in de verschrikkingen van een derde, zinloze wereldoorlog geofferd te worden.

Men spreekt, Mijnheer de Voorzitter, vaak te pas, maar helaas nog vaker te onpas, van liefde tot het land en tot de mensheid. Men spreekt daarbij ook wel over goede en slechte Nederlanders. Men is alweer zover ” het is tekenend voor de mentaliteit, waarin deze woorden worden misbruikt”, dat de verzetsstrijder tot de slechte en de S.S.-er tot de goede vaderlander gestempeld wordt, maar al die mis­leidingen kunnen het feit niet verbergen, dat men zijn land meer dient door te werken aan de vrede en het behoud daarvan, dat men zijn volk meer dient door het de verschrikkingen van de oorlog te be­sparen dan door het te drijven op een weg, die het in een oorlog zal storten. En zij, die de knuppel verkiezen boven de conferentietafel of die alleen maar gewapend met een knuppel ter conferentie willen schrijden om andere volkeren hun wil op te leggen, zij vormen een gevaar, zowel voor ons land als voor ons volk. Wij, communisten, Mijnheer de Voorzitter, hebben in deze vergadering meermalen uiteengezet, waartoe het Atlantisch Pact leidt. Wij hebben gezegd: het gaat om de voorbereiding van een derde wereldoorlog. Men ontkende het, maar de bewijzen vindt men in de daden van Amerikaanse agressie en evenzeer in pers en beschouwingen, juist in die van de voorstanders van dit Pact te over. Wij hebben gezegd: de zelfstandigheid van ons land gaat door het Atlantisch Pact verloren. Er is geen mens, die dit nog zal kunnen ontkennen. Wij hebben gezegd: het z.g. Atlantisch Pact betekent herleving van het fascisme, het zal met zich brengen samenwerking met de oorlogs­misdadigers. Men heeft het ontkend, maar de feiten zijn daar, die de juistheid van onze stellingname bewijzen. In de Nota staat op blz. 7 als mening van de Regering:

“Het zal dezer plaatse geen nader betoog behoeven, hoezeer de inschakeling van Duitsland in het kader van de Atlantische verdediging noodzakelijk is.”

Amerika ” het wordt niet ontkend ” gaf het bevel tot inschakeling van West-Duitsland in het Atlantisch Pact en de Regering vindt nader betoog overbodig. Straks zal er misschien een nota komen, waarin staat, dat het geen nader betoog behoeft, dat Franco-Spanje, Griekenland en Turkije, evenzeer in het Atlantisch Pact ingeschakeld moeten worden. Het past immers in de voorbereiding van een oorlogspolitiek, een politiek, waarbij S.S.-beulen tot redders van de Westeuropese be­schaving worden gepromoveerd en anti-fascistische strijders tot vaderlandsloze gezellen worden verklaard. Maar, Mijnheer de Voorzitter, ik zou de geachte bewindsman willen vragen: Waarom meent u, dat het geen betoog behoeft, dat West-­Duitsland in het Atlantisch Pact moet worden ingeschakeld’? Gij spreekt over Duitsland, maar bedoeld geografisch slechts een deel van Duitsland, en wel dat deel, waar de fascisten de hoge bestuursposten weer innemen, waar jodenpogroms plaats vinden, waar de arbeidersbeweging wordt onderdrukt, waar de staalbaronnen weer hun oude “glorieuze” positie hebben ingenomen. Dat Duitsland, dat van oordeel was, dat Nederland eigenlijk een Duitse provincie was, dat een deel van ons volk naar Oost-Europa wilde overbrengen en de rest wilde uitroeien en dat de verantwoorde­lijkheid draagt voor de honderdduizenden vaderlanders, die in de gaskamers en concentratiekampen omkwamen. Dat Duitsland, zowel wat omvang van het land als wat keuze der personen betreft, bedoelt gij, als gij over Duitsland spreekt Maar, Mijnheer de Voorzitter, of men het nu bewust of onbewust doet, men vergist zich en bedriegt zich zelf en door dit te zeggen ook anderen, want dat is Duitsland niet! Duitsland is het volk, dat geleerd heeft uit de tweede wereldoorlog en dat geen derde wereld­oorlog wil, dat tegen de Amerikaanse plannen tot ontketening van een derde wereldoorlog zegt: “Ohne mich”, dat zijn eenheid op demo­cratische en vredelievende grondslag terug wil, dat weet, wat het in de wereld goed te maken heeft en weet, dat dit alleen kan gebeuren door vreedzame, scheppende arbeid, door broederlijke samenwerking der volkeren en niet door nieuwe oorlogen en herleefd fascisme. Dat Duitsland, zowel in de Duitse democratische republiek als in het door de Amerikanen bezette West-Duitsland, spreekt zich uit tegen de hermilitarisatie en voor denazificatie, voor het herstel van de Duitse eenheid, voor een vredespact en terugtrekking van vreemde troepen van Duits grondgebied. En al moge dan ook wat zich de Duitse Regering in Bonn noemt op last van Amerika een openbare uitspraak van het Duitse volk over deze vraagstukken in het door Amerika bezette deel van Duitsland verboden hebben, de stem van dit Duitsland zal gehoord worden en is een machtig wapen in de strijd voor het behoud van de vrede.

Overgenomen van http://www.statengeneraaldigitaal.nl