Het boek ‘Ondanks hun dappere rol in het verzet….’ beschrijft verschillende anticommunistische organisaties uit de jaren vijftig. Een daarvan was het Voorlichtingscentrum Zaanstreek ( zie p. 100 e.v.). Archiefstukken van deze Stichting zijn geschonken aan de Stichting tot Beheer van de Archieven van de CPN.
De Stichting Voorlichtingscentrum Zaanstreek is in 1951 opgericht door C.J. Honig, directeur van de stijfselfabriek ‘De Bijenkorf’ te Koog aan de Zaan. In de statuten staat dat de Stichting zich ten doel stelt “een dam te helpen opwerpen tegen negatieve, de volkskracht ondermijnende invloeden, welke negatieve invloeden zich in het bijzonder op het bedrijfsleven concentreren” door “bestudering van bovengenoemde ontwrichtende invloeden en de positieve middelen tot bestrijding daarvan”. Bestuursleden van de Stichting waren werkgevers en werknemers van bedrijven uit de Zaanstreek: Honig, Duyvis, Happe, Huig, drukker Zaandam, voorzitter St 40-45 Zaanstreek, Emond (werknemer Wormerveer), Kuijpers, metaalbewerker, Groeneveld procuratiehouder.
Bij ‘De Bijenkorf’ werkten actieve communistische arbeiders die handtekeningen ophaalden voor een vredespact, een initiatief van de Wereldvredesraad voor ontwapening en een verbod op massavernietigingswapens. Honig verbood de actie in zijn bedrijf.
De Waarheid 21 juli 1951
Voor het Vredespact
“lk verbied hier de actie voor een vredespact te voeren.” Wie is deze ik die zo dictatoriaal, zo vrede-vijandig de wereldactie tegen de oorlog wil verhinderen? Deze ik is de heer C. Honig, directeur van Honigs levensmiddelenfabrieken te Zaandam, die de actie voor het vredespact tussen de Grote Vijf in zijn bedrijf heeft verboden. En het resultaat? In de technische afdeling van het bedrijf tekende reeds 80% van de arbeiders de oproep. Ook in de andere afdelingen wordt getekend. Al gaat dat niet gemakkelijk onder mensen, die met broodroof bedreigd worden als zij voor vrede zijn. Maar het zou er duister voor de mensheid uitzien, als oorlogsvoorstanders als de heren Honig c.s. hun wil aan de volkeren konden opleggen. De arbeiders aan de Zaan willen deze duisternis niet, maar het licht, de vrede. Deze is hun lief. Daarom zullen zij hun vredesacties opvoeren.
Honig was er op gebrand de meest actieve communisten uit zijn bedrijf te weren. Hij deed daarvoor ook een beroep op het Openbaar Ministerie om hem bij rechtszaken tegen zijn arbeiders bij te staan.
In een brief dd. 28-8-1950 aan de Officier van Justitie waarin hij om hulp vraag bij de bestrijding van communistische agitatie geeft hij voorbeelden van ondermijnende artikelen in bedrijfskranten. Klachten zouden niet helpen volgens juridisch adviseur, maar er moet toch iets gedaan worden. “Ondergetekende is thans bezig de fabrikantenwereld tot verweer aan te zetten en zo mogelijk ook de goedgezinde arbeiders. Hierbij blijkt dat het zeer grote gevaar dat landverraderlijke elementen het bedrijfsleven onder dictatuur kunnen gaan stellen wel wordt toegegeven, maar zonder dat dit nog tot krachtige voorbehoedende maatregelen aanleiding geeft. Indien in deze houding in Nederland en in West-Europa niet onmiddellijk verandering komt, zal Nederland er zelf toe bijdragen dat de wereld onder de meest verschrikkelijke dictatuur komt die men tot nu toe gekend heeft.” …” [tenzij] de gifplant van de communistische propaganda met wortel en tak wordt uitgerukt.” Honig beveelt onderzoek aan dat genoeg materiaal oplevert voor justitieel optreden. Als de wet geen mogelijkheden biedt zullen werkgevers communisten liever verwijderen dan dat ze het risico nemen dat het bedrijfsleven door een buitenlandse mogendheid wordt stilgelegd.
Honig ijvert eerst voor een landelijk initiatief tegen de communistische agitatie. Hij legt contacten met de Dordtse werkgever van de Victoriafabrieken en overste Meulman van “Volksweerbaarheid”. Uiteindelijk blijft zijn Stichting beperkt tot de Zaanstreek waar hij enige voorzichtige medewerking krijgt van andere fabrikanten zoals Verkade en Albert Heijn. Het onderwerp communisme kwam “op ons verzoek” ook op de agenda van elke vergadering van de Zaanse werkgeverskring, schrijft Honig in het Jaarverslag 1950/51 over de voorgeschiedenis. Velen steunen het VCZ echter niet “uit vrees voor reacties van communistische zijde en/of omdat ze hun ogen sluiten voor de gevaren die binnen hun bedrijven dreigen.”
Honig zoekt in de zomer van 1951 een medewerker voor zijn Stichting die propagandamateriaal kan samenstellen en laten verspreiden.
De Waarheid 2 augustus 1951
Gevraagd… een anti-communist
Dezer dagen verscheen in verschillende landelijke bladen, zoals „Het Handelsblad” en de „Nieuwe Rotterdamse Courant” en streekbladen, zoals b.v. „De Typhoon” in de Zaanstreek een advertentie, waarin stond: „Gevraagd vaste medewerker voorlichtingsbureau „Zaanstreek”. En dan luidt de omschrijving verder als volgt: „Dit voorlichtingscentrum, gevormd door ondernemers en arbeiders, beoogt de bestrijding van de ondermijnende invloed van het communisme, door eerlijke, objectieve voorlichting in Woord en geschrift”. De rest van het verhaal zullen wij U schenken, maar wij vragen even aandacht voor de drie woorden: „eerlijke en objectieve voorlichting”. Waarschijnlijk zal het de meeste arbeiders zo vergaan als ons, toen zij dit lazen. Wij dachten aan de man die aan de touwtjes trekt bij dit voorlichtingscentrum, de heer Honig, directeur van de grote stijfselfabriek „De Bijenkorf” te Koog aan de Zaan. De arbeiders van zijn fabriek weten zo langzamerhand wel wat hij onder eerlijk en objectief verstaat. Dat is bij hem o.a. het broodroven van eerlijke arbeiders die voor de belangen van hun medearbeiders opkomen, dat is het weigeren van vrij-af voor een afgevaardigde naar het Wereld vredescongres in Sheffield (later Warschau). Zo eerlijk en objectief gaat het „voorlichtingscentrum” voortdurend te werk, eerst door het verspreiden van illegale schotschriften tegen de Vredesactie, nu door oproepen tot het smeden van een anti-communistisch verbond van fabrikanten en arbeidersvijandige elementen. „Het voorlichtingscentrum bevordert tevens de mogelijkheid van samenwerking en dieper beleven van Westerse cultuurwaarden” aldus luidt de advertentie verder nog. Dat gebeurt dan bij „De Bijenkorf” o.a. door het zaaien van verdeeldheid onder de arbeiders, door het opjagen van het arbeidstempo enz. Allemaal pogingen om de arbeiders nog dieper de Westerse cultuurwaarde te doen beleven, waarbij u onder cultuurwaarde gelieve te verstaan toenemende armoede, woningnood, enz. De arbeiders laten zich echter niet voor het anti-communistische karretje spannen. Zij hebben gezien hoe Hitler dit gebruikte om zijn wereldoorlog voor te bereiden, zij zien thans hoe Amerika en zijn handlangers hetzelfde trachten te doen. De Zaanse arbeiders weten, dat “niet de communisten, van wie er velen onder hen zijn, hun vijanden zijn, maar de Honigs, Verkades en Heijns, die in dit voorlichtingscentrum complotteren tegen de belangen van de arbeiders.
De ‘anti-communist’ die voor het VCZ gaat werken heet Disselkoen. Hij gaat onderzoek doen naar de Wereldvredesraad, laat huis-aan-huis in de Zaanstreek onder meer een pamflet tegen de Wereldvredesraad verspreiden (Open uw ogen voor de Waarheid), een artikel over de armoede en onvrijheid in Oost-Duitsland, en ook een artikel uit het NVV over ‘cellenbouw’ in de vakbeweging. Hij stuurt alle Zaanse werkgevers een Amerikaans artikel over sabotage in de industrie. Later verspreidde het VCZ nog een vredesboodschap van de Amerikaanse president (die gratis ter beschikking was gesteld door de ambassade). Met een antwoordformulier waarop weinig reacties kwamen, gevolgd door huisbezoek. Frits Kief hield een lezing over Oost-Duitse vluchtelingen. BVD-man C.C. van den Heuvel sprak over psychologische oorlogvoering der communisten, geschiedenisleraar Feenstra over sociaaleconomische ontwikkeling Zaanstreek en B. Roolvink over Wet op Ondernemingsraden.
Het Voorlichtingscentrum Zaanstreek kreeg op den duur te weinig steun van de collega-werkgevers. Het ideologische motief van Honig sloeg onvoldoende aan. Het laatste jaarverslag is van 1955.
Gebaseerd op archiefstukken die geschonken zijn aan de Stichting tot Beheer van de Archieven van de CPN en die bij het Internationaal Instituut voor de Sociale Geschiedenis in Amsterdam ter inzage liggen (CPN archief inv. 1717 en 1718).