Primitief


Joop, 4 november 2016

Wilders heeft heel bewust een hetze ontketend tegen een hele bevolkingsgroep om de banden met zijn achterban aan te halen

Beeld: screenshot YouTube/NOS
Beeld: screenshot YouTube/NOS

De politieke betekenis van de ‘minder Marokkanen’-oproep waar Wilders nu voor terechtstaat gaat verder dan de vraag of hier strafrechtelijk sprake is van discriminatie. Wilders heeft heel bewust een hetze ontketend tegen een hele bevolkingsgroep om de banden met zijn achterban aan te halen. Wat er op die verkiezingsavond in maart 2014 gebeurde was in feite een primitieve poging om over de ruggen van een minderheidsgroepering de eigen winst te vieren. Primitief, omdat er een beroep werd gedaan op vooroordelen, een bedroevend gebrek aan informatie en laaghartige sentimenten. En Wilders heeft inmiddels ervaren dat hij hiermee kan scoren. Je zou het zijn handelsmerk kunnen noemen.

Het vijanddenken van de PVV-leider is natuurlijk niet uniek. In heden en verleden zijn voldoende voorbeelden te vinden van het mechanisme waarmee politici mensen aan zich binden door ze op te jutten tegen een externe vijand. In mijn boek ‘Ondanks hun dappere rol in het verzet…’ laat ik zien hoe in november 1956, deze maand zestig jaar geleden, een hetze plaats vond tegen Nederlandse communisten nadat in Hongarije Sovjetrussische troepen een gewelddadig einde hadden gemaakt aan een opstand tegen het communistisch bewind. Die hetze was toen wel uniek. Terwijl elders in de wereld de woede over het optreden van de Russen zich richtte tegen hun ambassades en handelsvertegenwoordigingen, kreeg in Nederland de CPN de volle laag. Stenen door de ruiten van Felix Meritis, het toenmalige partijgebouw, tevens drukkerij van De Waarheid. En ook stenen door de ruiten van woonhuizen en winkels van communisten en andere bedreigingen die CPN-leden en hun gezinnen dwongen over te gaan tot een regime van de illegaliteit dat ze nog uit de oorlog kenden. Communisten waren in die dagen vogelvrij en konden ook niet rekenen op de bescherming van de politie, die zich bij de rellen in Amsterdam, Utrecht en andere plaatsen passief opstelde, en soms zelfs oproerkraaiers de helpende hand bood.

De stemming die tot deze rellen leidde werd heel bewust gevoed door de leiding van de toenmalige rooms-rode coalitie en de haar welgezinde media. Op een protestmanifestatie in Amsterdam opende KVP-voorzitter mr. H.W. van Doorn zijn toespraak met: ‘Na de zondag van het verraad, de maandag van het verzet.’ Hij refereerde aan zijn collega-voorzitter van de PvdA, Vermeer, die had gezegd: ‘Wie na zondag nog een communistische hand drukt staat medeschuldig aan moord en verraad.’ Het Parool toonde alle begrip voor het feit dat de ‘machteloze woede over het verraad van de Sovjet-Unie’ zich richtte tegen de ‘bolsjewistische filialen in de hoofdstad en elders’. ‘Dat er ruiten sneuvelden en dat enkele handlangers van het communistische apparaat een paar flinke klappen opliepen, moesten diegenen die zo de rekening gepresenteerd kregen maar voor lief nemen: zij hadden deze afstraffing dubbel en dwars verdiend.’

Maar waarvoor werden zij eigenlijk gestraft? Uiteindelijk ging het om niet meer dan een standpunt dat veel Nederlanders onverdraaglijk vonden. De CPN verdedigde de Russen die in de jaren vijftig bij velen angst opriepen voor een nieuwe oorlog en een nieuwe bezetting door een totalitaire mogendheid. Maar die angst werd in Nederland op de hoogtepunt van de Koude Oorlog wel op alle mogelijke manieren uitgebuit voor een binnenlandse afrekening. De CPN was een lastige horzel in het bastion van de verzuilde politieke en economische verhoudingen. Communisten verzetten zich tegen de koloniale oorlog in Indonesië, tegen loondictaten en de meegaandheid van de erkende vakbeweging, tegen het aanhalen van de broekriem ten gunste van verhoogde defensie-uitgaven tijdens de Korea-oorlog, en tegen de atoombewapening. Hun stemmen waren, zo ze al gehoord werden, jarenlang stelselmatig onschadelijk gemaakt met verwijzingen naar de vijanden in het oosten. Ze waren als politieke groepering ‘kaltgestellt’, geïsoleerd en gemarginaliseerd. En juist daardoor des te fanatieker geworden in hun trouw aan de Sovjet-Unie.

De hetze van november 1956 tegen de CPN was geen incident, maar het dieptepunt van een jarenlange campagne om een bevolkingsgroep buitenspel te zetten. In een terugblik in de jaren tachtig erkent oud-KVP-Kamerlid Van Doorn dat er ‘iets dubbelzinnigs’ zat in de houding van de anticommunistische demonstranten. Het ging weliswaar over Hongarije, ‘maar ik vrees dat we ons ook zo opgewonden hebben omdat we nu die communisten hier met iets concreets konden bestrijden’. Mogen we over vijfentwintig jaar een dergelijke reflectie ook verwachten van de leider van de PVV?

 


Laatste publicatie van Jos van Dijk

  • 9200000060402873

    Ondanks hun dappere rol in het verzet

    het isolement van Nederlandse communisten in de Koude Oorlog

    September 2016