Ontroerende laatste brief van dappere Februaristaker


DE VOLKSKRANT 17 februari 2017

‘Een verrader ben ik niet, ik val voor mijn ideaal en ik hoop dat ik niet voor niets val’, dat zijn op 19 november 1942 de laatste woorden die februaristaker Willem Kraan in een brief vanuit de Utrechtse gevangenis schrijft aan zijn vrouw Bets en verdere familie.

Hij weet dan dat hij later die dag voor het vuurpeloton moet verschijnen. Bets drukt hij op het hart dat zij hun 8-jaar oude dochtertje Catrientje later goed zal uitleggen over die idealen. ‘Want anders zou zij zich nog schamen voor haar pappie.’

Dat is goed gekomen. Begin vorig jaar brachten een trotse kleindochter en achterkleindochter van Kraan de brief en enkele andere persoonlijke documenten naar het Amsterdamse stadsarchief. Documenten die zij weer hadden gekregen van Catrientje die altijd trots is geweest op haar vader.

Stadsarchief Amsterdam

Dankzij een oproep van het Stadsarchief om foto’s en gegevens van stakers aan te brengen, kwam er afgelopen jaar informatie binnen over 23 Amsterdamse ambtenaren die op 25 en 26 februari 1941 het werk neerlegden als protest tegen de Duitse bezetting. Een deel is vanaf vandaag te zien bij de tentoonstelling Stad in oorlog in het archief.

Van de nieuwe ‘ontdekkingen’ zijn de documenten van stratenmaker Kraan het opmerkelijkst. Hij was het namelijk die samen met vuilnisman Piet Nak – beiden lid van de Communistische Partij van Nederland (CPN) – het initiatief nam tot het enige grootschalige protest tegen de Jodenvervolging in Europa. Kraan had gezien hoe Joden bij een razzia de tanden uit de mond werden geschopt en vervolgens te verstaan kregen dat ze het bloed met een tandenborstel moesten wegpoetsen. Daar moest ‘iets’ tegen gebeuren. ‘Staakt, staakt, staakt’, was de oproep aan hun collega’s en dat deden ze met zijn vierduizenden.

Maar na twee dagen werd het oproer door de Duitsers met granaten en kogels gebroken. Kraan werd maanden later gepakt en kreeg de doodstraf. In afwachting van zijn vonnis zat hij een aantal maanden gevangen, waar Bets hem schone was bracht. Via vloeipapier dat in een onderbroek werd verstopt communiceerden ze met elkaar.

Een verrader ben ik niet, ik val voor mijn ideaal en ik hoop dat ik niet voor niets val

Die vloeitjes zijn helaas verloren gegaan, zegt achterkleindochter Sanne (25). Zij weet ervan dankzij de vele gesprekken die ze met haar oma Catrientje voerde. ‘Zij herinnerde zich ook nog heel goed hoe haar vader bij zijn arrestatie in november 1941 probeerde via het dak te vluchten en maar uiteindelijk toch gepakt werd.’

In zijn laatste brief ‘verlangt’ Willem van zijn vrouw om sterk en gezond te blijven. Dat is gelukt, maar Bets en Catrientje hebben het heel zwaar gehad, zegt Sanne. ‘Mijn overgrootmoeder besloot half onder te duiken, al ging mijn oma wel naar school. Bets moest hard werken om rond te kunnen komen, Catrientje was als kind veel alleen thuis.’

Een oorlogstrauma werkt vaak vier generaties lang door. ‘En dat is bij ons ook wel een beetje zo’, zegt Sanne. ‘Toen Catrientje moeder werd heeft ze mijn moeder zeer beschermend opgevoed, ze wilde goedmaken wat ze zelf tekort was gekomen. En in reactie daarop vond mijn moeder van mij juist weer dat ik heel erg zelfstandig moest zijn. En het besef dat je uiteindelijk alleen je familie kunt vertrouwen, wordt ook al een paar generaties doorgegeven.’

TJERK GUALTHÉRIE VAN WEEZEL