Gradus Kobus hielp in Winterswijk Duitse vluchtelingen


Op zondag 5 mei organiseert de Werkgroep ‘Leren van de oorlog’ i.s.m. de synagoge van Winterswijk en het landelijke Joods Cultureel Kwartier voor de vierde maal in Winterswijk de z.g. Open Joodse Huizen/Huizen van Verzet. In Café Flora vertelt Harry Meulenkamp over de Winterswijkse communist Gradus Kobus. Henk Krosenbrink schreef over hem een artikel in het Biografisch Woordenboek Gelderland (deel 6). Daaruit de volgende citaten.

‘Gradus Kobus werd op 28 augustus 1879 in Winterswijk geboren als zoon van de fabrieksarbeider Albert Kobus (Winterswijk 1844-Winterswijk 1919) en Gesiena Speelberg (Winterswijk 1847-Winterswijk 1935). Hij overleed op 22 februari 1942 in het concentratiekamp Neuengamme.

Gradus Kobus was in Winterswijk de plaatselijke voorman van de Communistische Partij Holland (CPH), na 1935 de Communistische Partij van Nederland (CPN). Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1931 en 1935 was hij lijsttrekker voor de CPH/CPN; de communisten verwierven echter geen zetel.

Kobus beschikte net als veel andere grensbewoners over een grenswinkel, een schuurtje, waarin Duitsers dié producten konden kopen die bij hen schaars of duur waren, zoals koffie, chocolade en sigaretten of tabak. De Duitse klanten moesten maar zien hoe ze hun inkopen clandestien over de grens kregen. Bovendien fungeerde die winkel als contactpunt voor illegale activiteiten.

Door Kobus’ Duitse connecties onderkende hij al snel na 1933 het gevaar van de nazi’s. Hij hielp naar Nederland gevluchte communisten en socialisten, die hier veelal een illegaal bestaan moesten leiden. Dat bracht hem in de eerste plaats in conflict met de Nederlandse overheid, maar ook met de Duitse instanties.

Op zaterdag 22 november 1930 had de plaatselijke afdeling van de CPH in café Flora een propagandabijeenkomst belegd. Spreker was Cees Schalker, een van de voormannen van de landelijke CPH. De communisten in Winterswijk wisten volle zalen te trekken en er waren dan ook zo’n tweehonderd personen. De bedoeling was dat ook Duitse kameraden uit het grensgebied deze avond zouden bijwonen, zoals een zestigtal communisten uit Wezel, die per vrachtauto en deels op de fiets via de grensovergang Barlo-Woold in de late namiddag zouden arriveren.

De gemeentes Aalten en Winterswijk kregen hiervan lucht en de grensovergangen werden door marechaussee en plaatselijke politie afgezet. De politie van Bocholt zou melden wanneer de communisten daar gesignaleerd werden. Om vier uur arriveerde de groep bij de grensovergang. Na overleg met de Inspectie Grensbewaking in ’s-Gravenhage was afgesproken dat alleen diegenen die over een geldig paspoort of een ‘Grenzausweis’ beschikten, twintig Rijksmark bezaten en niet in uniform waren gekleed de grens mochten passeren – het begrip uniform werd ruim geïnterpreteerd. Het gevolg was dat niemand van de groep de grens over mocht. Onder protest, na het ontplooien van een vlag op Duits grondgebied en nadat een meegebrachte muziekgroep enkele liederen had gespeeld, ging de groep weer huiswaarts.

De vergadering in Winterswijk had overigens een kalm verloop. Voorzitter Kobus hekelde alleen het optreden van de politie vanwege het niet toelaten van de Duitse kameraden.’

Fascisten op jacht in Winterswijk

‘Dat in Duitsland de jacht op communisten werd verscherpt, bleek op 4 februari 1934 toen twee politiefunctionarissen uit Vreden bij hun collega’s in Winterswijk kwamen. Ze zochten de 22-jarige Jozef Seifert, een communist uit het Ruhrgebied, die uit de gevangenis van Vreden was ontsnapt. Hij zou bij Kobus verblijven. Om half vijf in de morgen deed de Winterswijkse politie een inval bij Kobus. De Duitse politie was daarbij aanwezig. Kobus weigerde hen in eerste instantie binnen te laten, maar nadat burgemeester J.A.R. Bosma was gehaald, werd de toegang tot het huis van Kobus gevorderd. Op de zolder van het schuurtje werd Seifert gevonden. Tegen de middag werd hij door de Duitse politiebeambten meegenomen naar Vreden. Kobus werd door de rechtbank in Zutphen veroordeeld tot een boete van vijftig gulden of twintig dagen hechtenis. Hij had een door de politie gezocht persoon verborgen, die wegens een ‘begaan misdrijf’ gearresteerd diende te worden. Bovendien had hij een Duitse politiebeambte beledigd.

Op de late avond van 11 april 1934 omstreeks elf uur, toen Kobus en zijn vrouw al op bed lagen, werden ze wakker gemaakt door een por met een stok. Vier mannen, van wie enkelen in uniform, stonden in de slaapkamer en vroegen naar Kobus’ schrijfmachine. Deze machine werd gebruikt om propagandamateriaal, dat vanuit Nederland naar Duitsland werd gesmokkeld, te vervaardigen. De schrijfmachine stond echter bij een andere communist in het dorp, bij W. Kruse. Toen bleek dat Kobus de machine niet had, kreeg hij een klap op zijn hoofd en slagen op zijn arm en schouder. De overvallers verlieten daarop het huis, maar namen allerlei zaken mee, waaronder een hoeveelheid Duitse vlugschriften, letters uit een drukkast, een fototoestel, een bedrag aan geld en vier instrumenten van de Schalmeiengroep, de muziekgroep van de plaatselijke CPH.’

‘Gesund und munter’ in Neuengamme

‘De Gestapo was ongetwijfeld op de hoogte van die activiteiten en van het feit dat de plaatselijke communistische afdeling van Winterswijk nauw betrokken was bij de smokkel van antinazi propagandamateriaal. Kobus stond als voorman op de zwarte lijst.

Een paar maanden na de Duitse inval in Nederland werd op 20 juli 1940 door de plaatselijke politie in opdracht van de Commissaris der Koningin een onderzoek ingesteld naar ‘communistische bescheiden’. Ook bij Kobus in Meddo werd huiszoeking gedaan. Er werd communistische lectuur gevonden en de overgebleven instrumenten van de Schalmeiengroep werden eveneens in beslag genomen. Verder was er weinig te vinden. In opdracht van het partijbestuur van de CPN waren bij alle afdelingen alle bescheiden van de partij vernietigd.

Op 1 maart 1941 werd Kobus in opdracht van de Sicherheits Dienst (SD) in Arnhem door de plaatselijke politie gearresteerd; hij werd na een verhoor dezelfde dag weer vrijgelaten. Hij bleef echter op de lijst staan van hen die na de Duitse inval in Rusland in verzekerde bewaring moesten worden gesteld. Zijn vroege verzet tegen de Nederlandse wet wat vluchtelingen betreft en tegen de nazi’s, zowel in binnen- als buitenland, heeft hij met de dood moeten bekopen. Op 25 juni 1941, een paar dagen na de Duitse inval in Rusland, werd Kobus opgepakt, evenals enkele honderden andere communisten. Via kamp Schoorl in Noord-Holland en kamp Amersfoort belandde hij in december 1941 in Neuengamme, waar hij op 22 februari 1942 overleed – op welke manier is niet bekend. Enkele dagen voordat de plaatselijke politie in opdracht van de SD meedeelde dat hij overleden was, schreef hij onder andere, verplicht in het Duits, “Ich bin gesund und munter.”’

[foto: Staring Instituut, Doetinchem]